Kitty Courbois: ‘Als ik drie weken niet speel, ga ik me vervelen.’

Dit weekend overleed Kitty Courbois. Maria Goos sprak met haar in het najaar van 2014. In dat gesprek blikte zij terug op haar rijke verleden. 

Heeft spelen u gelukkig gemaakt? ‘Ja, ik zou me anders rotverveeld hebben. Ik heb filmen en toneelspelen vanaf het begin altijd kunnen afwisselen. Daar heb ik veel geluk mee gehad. Dat heeft het leuk gehouden. Wat me te wachten stond, wist ik niet. Meteen in het eerste jaar De getatoeëerde roos van Tennessee Williams en pats boem met Ko van Dijk. Dat was een groot geluk. Hij werd mijn toneelvader.’

Kreeg u na die vliegende start een terugslag? ‘Nee die heb ik nooit gehad. Het ging en het bleef gaan. Ik heb nooit zonder werk gezeten. Dat komt omdat ik vanaf het begin van alles heb gedaan. Ik stond ook in de show van Rob de Nijs, tot grote woede van mijn publiek. Ze gingen me bellen: “U moet die klassieke stukken blijven doen.” Maar daar heb ik me nooit iets van aangetrokken. Ik ben ook flink aangevallen toen ik in een soap ging spelen, Spijkerhoek.’

Waarom deed u dat? ‘Voor de poen. Dat vind ik best wel een goed argument. Commercials heb ik bijna niet gedaan. Daar waren wij destijds tegen.’

Wat is uw lievelingsrol? ‘Ada in Leedvermaak en Medea. Ik heb laatst de Medea van Ariane Schluter gezien. Daar was ik helemaal van ondersteboven. Ik dacht: mijn god, zo kan je het ook spelen. De stilte en de rust waar ze dat mee deed. Bij mij was het hevig en emotioneel. Ik ben naar achteren gegaan om haar te feliciteren. Ik was diep onder de indruk. Mooi dat die rollen generatie op generatie doorgaan.’

Wat is in uw beroepsleven een onvervuld verlangen gebleven? ‘Er zijn twee rollen die ik nooit heb gespeeld en ik begrijp niet waarom. Dat is Hecuba uit de Trojaanse Vrouwen en Martha uit Who’s afraid of Virginia Woolf. Ik ben nu bijna tachtig en te oud.’

Wat heeft uw voorkeur, spelen of repeteren? ‘Repeteren. Dat is altijd zo geweest. Ik ben heel erg verknocht aan een regisseur. Ik heb een paar keer een slechte regisseur getroffen en dat is een nachtmerrie. Dan kies je voor de veilige weg en kom je er ook wel uit, maar dat is niet leuk. Ik ben weleens discussies aangegaan met een regisseur. Er was ooit iemand die op de eerste repetitie ‘steractrice’ naar me riep. Toen had ik weg moeten gaan maar ik bleef en het is een drama geworden. Stress en ruzies met de hele cast. We hadden een etentje georganiseerd waar de regisseur niet voor was uitgenodigd en die maakte de fout om tóch langs te komen. Toen is iedereen met eten gaan gooien. Vreselijk. We groeten elkaar nog steeds niet.’

Is het een eenzaam beroep? ‘Ik woon alleen en steeds naar die groep mensen gaan met wie ik speel, dat maakt veel goed. Er wonen soms wel vrienden van me in huis. Dat is leuk. En mijn dochter woonde tot vier jaar geleden met mijn kleinkind bij mij. De laatste jaren woonde ze in de buurt, fijn voor een potje mosterd en zo. En nu is ze weg. Daar moet ik erg aan wennen.’

Heeft u veel gedubbeld in uw carrière? ‘Heel veel. Overdag het ene stuk repeteren en ‘s avonds het andere spelen. En veel reizen, hup de bus in. De getatoeëerde roos hebben we 250 keer gespeeld.’

Maar u voedde uw kind alleen op. Hoe deed u dat? ‘Geen idee. Daar begrijp ik achteraf helemaal niks van. Als ik zie hoe mijn dochter dat nu doet, dan denk ik: “Heb ik dat ook allemaal gedaan?” Ongelofelijk! Ik had een goede crèche en een goede oppas en vriendinnen, maar al dat geregel! Dat snap ik niet. Ik heb wel geboft met de mensen om me heen. Ik ben één jaar opgehouden met toneel, deed ik alleen een beetje televisie, tot die kleine zei: “Ga maar weer spelen”. Als ik drie weken niet speel, ga ik me vervelen. Het inspireert me om anderen te zien spelen. Het kan me nog steeds betoveren. Virginia Woolf met Olga (Zuiderhoek) en Porgy (Franssen). Ik heb met open mond zitten kijken.’

Is het een vak waarin je je altijd blijft ontwikkelen? ‘Vind ik wel, ja. Vooral door met jonge mensen om te gaan. Ik was dolgelukkig toen een jong iemand bij Toneelgroep Baal een keer tegen mij zei: “Kun je dat niet anders spelen, want dit is zo lelijk.” Daar was ik ontzettend van onder de indruk. Ko (van Dijk) had tegen mij gezegd: “Als je een jaar of 42 bent, dan durven ze niks meer tegen je te zeggen.” Daar had hij last van, dat niemand hem durfde te corrigeren. Maar dat was bij Baal dus anders. Vond ik geweldig. Ik kreeg daar een nieuw leven door.’

Hoe vindt u het toneel van de laatste jaren? ‘Ik zie mooie dingen. Wat ik wel jammer vind is dat er zo weinig muziektheater is. Dat heb ik zelf heel veel gedaan met Lodewijk de Boer en Louis Andriessen. Dat zingen vergeet ik nooit meer. Na Actie Tomaat zijn er twee mooie dingen gebeurd: de oprichting van Het Werkteater en van Baal. Verder was het vreselijk. De gooiers van toen kregen daarna hoge functies, alsof er niks gebeurd was. Ik zat net als Elisabeth Andersen in Vrijdag van Hugo Claus. En wij maar hopen dat ze zouden komen, met hun tomaten. Hugo zat met zijn broers al klaar met tomaten om terug te gooien. Maar ze kwamen niet. Heb jij nooit iets geschreven over Actie Tomaat? Zou je eens moeten doen. Het was echt een enorme toestand. Ik zat in de zaal toen de rookbommen afgingen tijdens de voorstelling Toller. Mensen sprongen van het balkon. Er was grote paniek. Ik was verbijsterd. Er werd geschreeuwd en geroepen en de voorstelling werd gestopt. Gruwelijk!’

Is er iets wat u anders had willen doen? ‘Ja vast wel. Ongetwijfeld. Noem jij eens iets? Kijk ik ben een actrice die heel veel omwegen moet maken om het eenvoudig te krijgen. Dat weten de mensen van mij. Ik ga van heel groot naar klein. Er zijn wat mij betreft twee soorten acteurs. Je hebt mensen die van buiten iets benaderen, met snorren en baarden en zo. Daar hoor ik niet bij. En je hebt mensen die een rol aan hun privé verbinden. Daar hoor ik bij. Dat is het fijner van ouder worden. Er zijn weinig gevoelens die ik niet heb meegemaakt. Dat speelt wat makkelijker. Die twee soorten acteurs kunnen heel goed in één stuk staan. Het komt heel dicht bij elkaar. Joop (Admiraal) werkte van buiten naar binnen, met loopjes en gedoetjes. Toch kon ik heel fijn met hem spelen. Dit is geen antwoord op je vraag, geloof ik.’

Wat is er in de loop der jaren veranderd aan het toneel? ‘Er wordt anders gespeeld. Intenser. Maar er wordt wel veel minder gelachen. Van de acteurs waar ik mee gespeeld heb, ken ik die gein alleen van Pierre Bokma en Hans Kesting. Die kunnen bij aanvang zo'n feestelijke blik hebben. Het spelplezier was vroeger echt veel groter. Het toneel heeft nu iets heiligs. Dat vind ik wel jammer.’

 

Meer weten

Genre: