Dolf Jansen ontmoet Nathalie Baartman

Nathalie en ik treffen elkaar in de hal van het Spoorwegmuseum in Utrecht. Een ideetje van de fotograaf. Verderop in het gesprek zal blijken dat het een onbedoeld heel erg goed idee was. Ik besluit tegen mijn gewoonte in, of omdat ik in een stationssetting toch altijd het idee heb dat het moment van vertrek zomaar daar kan zijn, met een deur in het huis te vallen.

Je nieuwe voorstelling heet Breek. Wat doe je in die voorstelling? ‘Mensen met scherpe grappen om de oren slaan, is niet mijn stijl. Ik zeg dingen via een omweg. Dan ga ik eerst luidkeels Slavisch zingen en zeg daarna op droge wijze: ‘Dit is mijn nieuwe motto: Stoot klanken uit in plaats van CO2!’ Of ik kom op met een kom en een garde en neuzel dan lang en Twents over gemberneutrale cake. In die absurditeit heb ik lol, een nieuwe werkelijkheid creëren. Zinnen die zomaar in me opkomen delen met een volle zaal. ‘Heeft u thuis een vaste plek voor uw emmer?” Dat het een beetje ongemakkelijk wordt. Al vind ik dat spannend om te doen. Drie sterke openingsgrappen bieden meer veiligheid. Een publieke schaterlach is toch een bevestigende geruststelling. Maar ik heb in mijn huidige voorstelling Breek de stilte en de onzekerheid ontdekt. Kon ik die stilte in m’n dagelijkse leven ook maar bezoeken. Ik dender altijd door. Daar gaat m’n voorstelling indirect ook over. Over dat vluchten in plaats van leven. Heel leuk die sneeuw of die maan, denk ik dan, maar ik kijk er morgen wel naar. Het zogeheten hier en nu is van latere orde.’

Wat is cabaret maken voor jou? ‘Misschien is cabaret maken hetzelfde als met kinderogen kijken. Het idee dat we eigenlijk allen kinderen zijn met een laagje aangeleerde volwassenheid. Dat laagje is de normale wereld. Het fatsoenlijke gesprek met een kopje koffie en een lepeltje om mee te roeren. Een dakkapel op je huis laten zetten. Een nieuwe tuintafel aanschaffen. Een protocol bedenken. Maar achter die normale wereld schuilt het kind of de gek. De kwetsbaarheid, het onvermogen en de onaangepaste onhebbelijkheden. In mijn cabaret geef ik graag stem aan kwetsbaarheid, onvermogen en onaangepaste onhebbelijkheden. In die wereld zijn andere dingen normaal. In die wereld maak je je druk over de omgangsvorm tussen mens en kaas. In die wereld dragen cavia’s contactlenzen. In die wereld schaf je een schaamhaarbewaarschoteltje aan. In die wereld doe je een bloemkool een autogordel om. Breek is daar ontstaan. Dat laagje aangeleerde onzin breken en kijken wat erachter ligt aan rommel en vreugd.’

En, lag er wat?! ‘Ja. Heb wel een verlangen naar een kern, dat je ergens naar leeft, ik weet niet of dat religieus is, maar het is wel een verlangen naar iets ... Dat je je ogen dicht doet en dan neuriet, en die neurie gaat door je hele lijf. En dat dan voelen, dat dat iets betekent, dat dat dan leven is. Eigenlijk zet ik in Breek die dingen steeds tegenover elkaar: dat ik koopdrang heb, naar de kringloopwinkel ga en van alles aanschaf, allerlei zooi die ik ook laat zien in de voorstelling, dat staat dan tegenover helemaal in jezelf zijn, en eigenlijk bijna niks nodig hebben. En dat laatste zoek ik heel erg.’

We zijn eigenlijk allemaal afgeleid, spullen kopen, meningen ... Is een voorstelling voor jou dan ook een soort vrijplaats, een plek waar je anderhalf uur de baas bent? ‘Klopt. In Breek zit ook een liedtekst:
Oh, was ik maar een pelgrim.
Met mijn haren in de war.
Met mijn hoofd vol gezangen
en door gloed en vuur bevangen,
ging ik, maar kwam nooit ergens aan.
En ik liet mijn jurk verslijten
en mijn okselharen staan.
Geschreven door Anne Büdgen. Het is trouwens voor het eerst dat ik iemand anders een liedje heb laten schrijven.’

Een pelgrim zijn heeft heel erg met zoeken te maken, toch? ‘Ja, het heeft te maken met dat de ruis eromheen weg is, heel cliché, geen telefoon, geen huis met overal wifi, geen ov-chipkaart, gewoon stilte om je heen, en er dan achter komen dat je eigenlijk bijna niks nodig hebt, dat je gewoon leeft met de zon die opkomt en de vogels en de mensen om je heen. Dat je je gedachten laat gaan, dat je rustig wordt, dat je weer echt kunt ademen. Dat voelt voor mij wel als leven eigenlijk.’

Je blijft zoeken dus? ‘Ja. “Mensen, ik weet het niet.” Dat is meestal mijn subtekst. ‘Zie ik eruit alsof ik hulp nodig heb?’ was ooit mijn openingszin. Dat vind ik zó leuk om aan een zaal te vragen. Dan gniffel ik vanbinnen intens. Lach maar om mij. Dat roep ik graag op. Een heel vreemd verlangen, maar ik ben graag het mikpunt van de spot. Als ik zelf maar de regie houd daarover tenminste. Ik vind het lekker om die clowneske tragiek te voelen en daarmee te spelen. Alsof iemand van buitenaf mij op het podium gezet heeft en ik moet zien te overleven. Dat is een beetje lijden, geen comfortabele positie. Het vergt veel concentratie. Timing is dan belangrijk en waarachtigheid. Ik kan niet rechtstreeks uit de file het podium oplopen. Al weet ik dit ook niet zeker. Ik vind het erg plezierig en uitdagend om mensen te laten lachen. Het zal wel een neurotische behoefte zijn. Dat hoop ik tenminste. Neurose is de beste bron voor humor. Het begin van gekte. Verhalen maken en vertellen is bijna het mooist dat er bestaat. Spanningsopbouw, timing, clue. Ik heb dat van mijn vader. Als hij vertelt hang ik aan zijn lippen. Ik werk intuïtief. Heel veel schrijven en daarna is het plakken en knippen van teksten. Nooit heb ik van tevoren een raamwerk als basis. Fietsen, wandelen en douchen. (Hoe heter het douchewater, hoe beter mijn ideeën voor het milieu. Ook zo’n paradox.) Dan komen de verhalen. Try-outen is puzzelen. In godsnaam waar gaat het over? Aanvankelijk zei ik: “De rode draad in mijn voorstelling is het ontbreken van een rode draad en dat is tevens de rode draad in mijn leven.”

We doen met z’n allen alsof deze wereld normaal is, terwijl het eigenlijk wel fijn is dat er iemand op het podium staat die gewoon ziet dat de wereld waanzinnig is..
‘Daarom heb ik het over het Aanjaagteam, dat is ‘beleid aangaande verwarde mensen’. Daar heb ik me in verdiept: 2015 begon dat Aanjaagteam, is er een rapportage gemaakt die heet Samen doorpakken. Daar hebben allerlei mensen en besturen zich tegenaan bemoeid, dat leverde een tweede rapportage op Verder doorpakken, en de derde rapportage heet Doorpakken! Hadden ze nog niks gedaan.'

Dat bedoel ik, dat is toch een bewijs dat we niet normaal zijn, met zijn allen. Ik bedoel, het is een godswonder dat we eigenlijk niet allemaal onder dat Aanjaagteam vallen?
‘Nou, ondertussen is het veranderd van een Aanjaagteam in het Schakelteam, onder leiding van Onno Hoes. Dan zeg ik: “Ze zouden die man een pan met soep moeten geven en de straat op sturen met de opdracht: ga maar praten met die verwarde mensen.” Maar nee, er is weer twee jaar vergaderd, daar is en rapport uitgekomen, en daarvan heb ik een hele flard tekst uit mijn hoofd geleerd: voor iedere regio is een projectleider aangesteld. Aan hem de vraag om documentatie uit de regio om te zetten in planvorming van de voortgang van uitvoering van de aanpak. Dan zeg ik dus, als iemand je vraagt hoe is het met de voortgang van de uitvoering van de aanpak, dan zeggen ze in Twente will’t lukn, wil het een beetje lukken? Gaat het wel goed met jou, jongen?

En wat nemen de mensen mee na jouw voorstelling? ‘Een vriendin zei voor mij gaat het heel erg over de eenzaamheid in deze wereld, in de samenleving. Dat je elke keer tegen iets aanloopt van: ze snappen me niet. “Een oproep tot leven,” zei een ander.’

Dat is de eenzaamheid van iemand die de wereld niet begrijpt, en omringd wordt door allemaal mensen die doen alsof het heel normaal is, hoe wij leven, wat er gebeurt. Alsof er allemaal afspraken zijn gemaakt, die je wel kunt begrijpen omdat je een intelligente vrouw bent, maar waarvan  je eigenlijk denkt dit is toch een hele rare manier om te leven? ‘Precies! En ik kan me heus wel aanpassen en tot op zekere hoogte meedoen, en dat gaat op zich ook wel goed, maar als je dan toch cabaret maakt, zoek ik wel naar de plek waar het schuurt, of waar het niet helemaal klopt. Maar als ik dan echt diep naar binnen kijk, zie ik al die onaangepaste kanten en die passen echt niet bij deze wereld. Ik vind het gewoon heerlijk om op mijn knieën achter een klein orgeltje te zitten en te zingen Oh was ik maar een pelgrim. Gewoon op mezelf zijn en breien en Slavische liederen zingen. En dat zie ik niet zo weerspiegeld om mij heen, in de normale wereld.’
Als we later afscheid genomen hebben op het perron – bij een trein die nergens heengaat – realiseer ik me dat dat laatste waar is, maar dat we als ‘normale mensen’ nog lang niet verloren zijn, zolang Nathalie tegenwicht blijft geven.

Nathalie Baartman is met Breek t/m 16 mei in de theaters te zien, nathaliebaartman.nl

Meer weten

Genre: