Foto: Janita Sassen

Column Romana Vrede: Vakmanschap

Ik spuugde mijn zoon van 15 in zijn gezicht omdat hij geld had gestolen van de dansschool waar hij twee keer in de week les heeft. Nu zouden hij en zijn broertje zeker weten uit huis worden geplaatst, want een moeder die een dief opvoedt is geen bekwame moeder, zegt de dame van jeugdzorg. Ik liep weg en heb heel de nacht in de coffee shop zitten blowen.

Mijn zoon liep achter me aan en heeft voor de deur van de koffieshop moeten wachten. De portier liet hem niet naar binnen omdat hij te jong is. Hij is pas vijftien. Deze scène deed ons allebei erg veel. Mijn zoon moest er nadien van huilen. Ik niet. Ik rookte een echte sigaret op het nep balkon, grenzend aan mijn nep keuken op mijn nep plastic krukje. Het was één van de warmste dagen van deze zomer. In ons kleine huis was het (erg druk en) meer dan veertig graden. Mijn synthetische kleding stonk. en mijn microfoon wilde door het zweet niet plakken. ‘Verras me maar’ had de regisseur gezegd voordat we aan deze scène begonnen. Dus ik spuugde. Zonder echte spuug weliswaar, maar wel met de gevaarlijke intentie.

De acteur die mijn zoon is, is geen professioneel acteur. Sterker nog, hij is helemaal geen acteur. Deze film is gebaseerd op zijn leven en hij speelt zichzelf. Hij heeft deze shit echt meegemaakt. Zijn tranen waren echt. Mijn spuug niet. Ik ga naar de jonge non-acteur die mijn zoon speelt om te vragen hoe hij de scène had beleefd. Hij zit op een stoel in de schaduw van de lichtwagen. Een sigaret te roken. De regie-assistent hurkt tussen zijn benen en masseert zijn dijen. Ik weet even niet of ik ze mag onderbreken. De scène was voor hem goed, zegt hij. Hij steekt zijn duim naar me op. Ik zie zijn ogen niet want hij heeft een zonnebril op. Hij is wel een acteur, maar omdat ik hem direct na het spelen van die gruwelijke scene had zien huilen, zwaar aangedaan, vroeg ik me af tot in hoeverre ik verantwoordelijk ben voor zijn tranen. Ik spuugde hem toch niet in zijn gezicht. Mijn personage spuugde zijn personage in het gezicht. Ik voelde dat ik leeg liep. Emotioneel en inspirationeel. Ik wil geen spel spelen waarin ik mijn collega echt raak.

De runner die mij naar huis brengt vraagt me hoe het voelde, “zo een eerste keer op de set”.
En ze gaat verder met “dat is voor jou natuurlijk ook spannend om ineens in een film mee te mogen spelen. Heb je genoten? Vond je het leuk?” Denkt zij dat ik ook een non-acteur ben? Dat ik dit echt heb meegemaakt en het re-enact? dat ik echt zo een moeder ben? Denkt ook zij dat dit werkelijkheid is? Het wordt vast een waanzinnig mooie film, maar voor deze rol moest ik een aantal persoonlijke grenzen mijlenver overschrijden. Als acteur geeft het spelen mij eindeloos veel kracht en energie. De emotie en volledige overgave die ik daarvoor geef, is de investering. Wanneer het andersom is, loop ik als persoon én acteur leeg. Met tegenspelers die fictie en werkelijkheid door elkaar kunnen halen, word het voor het publiek bijna echt. maar ik ik ben een kunstenaar. Niet je moeder.